De tentoonstelling Het Verleden van de Velden neemt het ontstaan van de bloembollencultuur in Haarlem als startpunt en duikt verder in de archeologische geschiedenis van de huidige Duin- en Bollenstreek.
Haarlem staat bekend als de bakermat van de bollenteelt. Vermaarde Haarlemse kwekers als de familie Voorhelm kweekten bollen die in binnen- en buitenland aanzien genoten. Ook na de Tulpomanie ging in Haarlem de teelt van tulp en hyacint door. Om aan de steeds groter wordende vraag te voldoen was nieuwe grond nodig: deze werd gevonden in de omringende streken. De zandige oude duingronden bleken uitermate geschikt voor de bollenteelt en werden op grote schaal afgegraven. Zo groeide in de 18e en 19e eeuw het gebied uit tot de streek die we vandaag de dag kennen als de bollenstreek.
Bloembollen worden zo’n 300 jaar geteeld in de bollenstreek, maar al duizenden jaren daarvoor woonden en werkten hier mensen. Door afgravingen en archeologisch onderzoek zijn tal van vondsten en sporen uit het verleden gevonden, die in de bodem bewaard zijn gebleven. Van de eerste bewoning in de steentijd zo’n 5000 jaar geleden, of de vroege boeren uit de bronstijd en ijzertijd, tot de levendige Romeinse tijd met forten en kampen langs de Rijn, en de vele middeleeuwse kastelen en kloosters.